Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Helpt horecavergunningplicht tegen ondermijning?

Eind december 2019 kreeg de eigenaar van de grillroom ASW (niet de werkelijke naam) eindelijk de exploitatievergunning die hij in februari had aangevraagd. Volgens de Algemene wet bestuursrecht mag dat hooguit 8 weken duren. Voor de afhandeling van de aanvraag had het Horecaloket echter 10 maanden nodig. Al die tijd mocht de grillroom niet open, maar moest de eigenaar wel 1550 euro per maand betalen aan huur. Dat moet je optellen bij de 1250 euro die hij de gemeente moest betalen voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Die vergunning kostte dus in totaal eigenlijk ruim 16.750 euro. Omzet had de eigenaar al die 10 maanden niet. Dus geen geld om van te leven en geen geld om die 16.750 euro te betalen.

Na 10 maanden kwam het Horecaloket met een voorstel. Als de eigenaar akkoord zou gaan met enkele voorschriften die aan de vergunning zouden worden verbonden, zou hij de vergunning krijgen. Ging hij niet akkoord, dan kon hij de vergunning vergeten. De eigenaar ging akkoord, omdat hij anders 10 maanden voor niets had gewacht en voor niets huur had betaald. Soms laat het Horecaloket een aanvrager zelfs 452 dagen (15 maanden huur) wachten, zo bleek uit een wob-besluit (*) Jaarlijks worden er in Utrecht ca 270 aanvragen voor een horecavergunning afgehandeld en in de meeste gevallen duurt de afhandeling langer dan 8 weken.

De reden dat de afhandeling van de aanvraag zo ontzettend lang kan duren is dat het Horecaloket aan documenten, bewijsstukken en aanvullende informatie kan vragen wat het wil. De burgemeester, zo staat namelijk in de Horecaverordening art.6 lid 4 kan vragen wat hij nodig vindt. En dus vraagt het Horecaloket de aanvrager het hemd van het lijf. Dat wil zeggen, de ene aanvrager wel en de andere niet. Want er zijn ook aanvragen die binnen 71 dagen worden afgehandeld.

Aan de vergunning voor de grillroom ASW werd het voorschrift verbonden dat de boekhouding 3 jaar lang door een registeraccountant moest worden gecontroleerd (wat een bijzonder kostbare zaak is), maar ook dat de broer van de eigenaar zich niet met de grillroom mocht bemoeien en er zelfs niet mocht komen. Ook niet als klant. Zou hij daar toch worden aangetroffen, terwijl hij daar een broodje kocht, dan zou de vergunning worden ingetrokken. Het Horecaloket (althans de afdelingen Veiligheid en Vergunningen) zag in die broer dus een groot gevaar voor de openbare orde, de zedelijkheid, de veiligheid en de woon- en leefomgeving. De exploitatievergunning is er immers volgens de Horecaverordening voor om dergelijke gevaren tegen te gaan.

Wat had die broer misdaan? De broer was tot 2013 mede-eigenaar geweest en had zich sindsdien niet meer met de grillroom bemoeid. Hij was ergens anders voor zichzelf begonnen, een winkel. Omdat hij over 2016 veel van zijn kasbonnen niet netjes had bewaard vond de Belastingdienst dat hij “onvoldoende zorgvuldig” was geweest. Hem werd niet verweten dat hij beoogd had belasting te ontduiken. Zijn boekhouder had zijn omzet in 2016 namelijk royaal vastgesteld door bij wat hij aan inkoop had uitgegeven de winst op te tellen die in zijn winkelbranche gebruikelijk is. Waarschijnlijk te hoog, want de winkel is bepaald niet op een A-locatie gevestigd, zodat zijn winst lager moet zijn dan wat in zijn winkelbranche gemiddeld is. Voor zijn onvoldoende zorgvuldigheid kreeg hij een “vergrijpboete”.

De eerste vraag die gesteld moet worden is: had de eigenaar zelf aanleiding gegeven tot die voorschriften, behalve dat hij een broer heeft die het met de Belastingdienst aan de stok hadehad? Sinds wanneer wordt iemand gestraft voor wat een vriend of familielid zou hebben misdaan? De boekhouding die de eigenaar sinds 2013 bijgehouden heeft van zijn grillroom, daar werd niets over opgemerkt. Het Bibob-onderzoek had ten aanzien van de eigenaar niets opgeleverd dat reden zou kunnen zijn voor die voorschriften.

Stel dat de boekhoudkundige onzorgvuldigheid van de ene broer (die van de winkel) zo besmettelijk was dat die de andere broer (van de grillroom) daarmee had aangestoken, waardoor die zijn boekhouding ook onvoldoende zorgvuldig was gaan bijhouden, dan had dat toch uit de boekhouding van de grillroom moeten blijken? Maar over de boekhouding van de grillroom staat niets negatiefs in het besluit. Dat de eigenaar van de grillroom zijn boekhouding nu 3 jaar lang door een dure registeraccountant moet laten controleren, slaat dus nergens op.

De tweede vraag is: sinds wanneer is de burgemeester of het Horecaloket geroepen om het werk van de Belastingdienst te doen? Is de Belastingdienst niet kundig genoeg om de jaarstukken en de aangifte te beoordelen van de grillroom? En waarom zou het Horecaloket (de afdelingen Veiligheid en Vergunningen) dat beter kunnen? Om de vraag anders te stellen: wat heeft “onvoldoende zorgvuldigheid” in belastingzaken (zonder dat daarmee geprobeerd werd belasting te ontduiken!) voor invloed op de openbare orde, zedelijkheid, veiligheid en de woon- en leefomgeving? Waar bemoeien de burgemeester en het Horecaloket zich mee?

Als de broer zich door zijn onvoldoende zorgvuldigheid nu flink had verrijkt, dan zou dat een reden kunnen zijn je zorgen te maken over de openbare orde, maar de Belastingdienst heeft vast gesteld dat de broer niet de bedoeling had belasting te ontduiken. In het Bibob-advies staat overigens dat er geen gevaar is gebleken dat de aangevraagde vergunning voor de grillroom mede zal worden gebruikt om geld te verdienen aan strafbare feiten. Waar halen de burgemeester en het Horecaloket het nu vandaan dat de broer een gevaar is voor de openbare orde?

De derde vraag is: die broer heeft een vergrijpboete gehad, hij moest 2.365 btw bij betalen plus 25% boete. Hij is niet in beroep gegaan want een advocaat zou veel meer kosten. Waarom moet hij door de burgemeester en het Horecaloket nog een keer worden gestraft? Uitgemaakt te worden voor iemand die zo’n gevaar is voor de openbare orde dat je een verbod krijgt om bij je eigen broer een broodje shoarma te gaan halen, dat is nogal wat. Dan word je feitelijk uitgemaakt voor crimineel.

De vierde en laatste vraag is: is dit nu het soort “ondermijning” met het oog waarop de Bibob en de exploitatievergunning in de horeca is ingevoerd? Natuurlijk niet.

Ambtenaren van het Horecaloket, afdeling Veiligheid en Vergunning en de ambtenaren van Juridische Zaken en de burgemeester, hebben jullie niet iets beters te doen, iets wat echt met openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en een goede woon- en leefomgeving te maken heeft?

* https://www.utrecht.nl/bestuur-en-organisatie/publicaties/openbaar-gemaakte-informatie-na-wob-verzoeken/wob-verzoek/2020-0031-wob-besluit-over-bibob-onderzoek-bij-horeca-exploitanten/

Reacties zijn gesloten.