Monthly Archives: October 2016

Ook ‘beschaafd’ nationalisme is gevaarlijk

Nationalisme is om het volk te onderdrukken en op te zetten tegen vreemdelingen, migranten en lastige critici.

Dat Asscher over beschaafd nationalisme begint tekent het einde van de PvdA. In 2009 gaven Wouter Bos, Lilliane Ploumen, Jeroen Dijsselbloem en Ahmed Aboutaleb al een aanzet in de Integratienota “Verdeeld verleden, gedeelde toekomst”, waarin hun medeleven breed werd uitgemeten voor iedereen die ons land met bezorgdheid zag veranderen door de komst van migranten. “Dat is een akelig gevoel als het gaat over het land waar je geboren en getogen bent, en dat jij, je ouders en hun ouders daarvoor, mee hebben opgebouwd”.

De strategen van de PvdA dachten de PVV de wind uit de zeilen te nemen, maar in plaats daarvan gaven ze met hun medeleven met dat “akelig gevoel” aan dat ze ook best begrip hadden voor mensen die zich door de PVV aangetrokken voelen. Als er nu verkiezingen zouden plaatsvinden zou de PVV op 23 zetels uitkomen en de PvdA nog niet op de helft daarvan. Kortom, dat beschaafd nationalisme daar zou Asscher zich beter verre van kunnen houden, anders is het einde van de PvdA nabij.

Hoe dom het is om dat beschaafd nationalisme te omarmen blijkt ook als je bedenkt dat de PvdA daar niet alleen de weg mee effent naar de PVV maar ook allochtonen tegen zich inneemt die zich door dat herlevend nationa­lisme steeds meer buitengesloten voelen. Zoals dat ook het geval is met het vluchte­lin­genbeleid, dat er van uit­gaat dat er mensen zijn die geen recht hebben op een fatsoenlijk bestaan omdat ze niet van hier en dus anders zijn.

In 2007 werd aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid WRR de opdracht gegeven nauwkeurig te omschrijven wat onze nationale identiteit is. Dat was onder het Balkenende IV, waar ook de PvdA in zat. De bedoeling was de harten van het volk te winnen voor de VOC-mentaliteit. Dat zagen Maria Grever en Kees Ribbens van de WRR echter niet zitten.

Niet alleen gaven Grever en Ribbens, net als Maxima, en tot grote woede van alle oranje verenigingen, als hun mening dat ze niet zouden weten wat die Ne­derlandse natio­nale identiteit precies voorstelt, ze betoogden boven­dien dat zo’n nationale identiteit iets kunstmatigs is, iets wat door de politieke elite van een land aan het volk wordt opgedrongen.

Met onmiskenbare instemming wordt in dat WRR rapport “Nationale identiteit en meervoudig verleden” de  historicus Hobsbawm aan het woord gelaten. Volgens Hobsbawn wordt de liefde voor het vaderland er bij het volk ingepompt om de elite die aan de macht is en zich ten koste van het volk verrijkt, wijs te maken dat zij uit nobele idealisten bestaat die zich inzetten voor het volk dat daardoor eerder bereid zal zijn voor het vader­land te sterven. Of bij politionele acties in Nederlands Indië te worden ingezet om kam­pongs uit te moorden.

Om de liefde voor het vaderland aan te kweken worden er nationale tradities in stand ge­houden zoals het vor­stenhuis en zwarte piet en worden kinderen onderwezen over grote witte vaderlanders en de heldenrol van ons kleine landje in de wereld. In 2006 kwamen Marijnissen (SP) en Verhagen (CDA) met het idee een Nationaal Historisch Museum op te richten. Na een hoop ruzie over de vraag in welke stad dat zou moeten komen besloot men in 2011 het idee op te geven omdat het ook eigenlijk een beetje duur was.

Inherent aan die nationale identiteit en dat nationalisme is nog een ander kwalijk aspect, namelijk het zich afzet­ten tegen andere mensen en landen die die identiteit niet hebben. Identiteit is immers iets wat je van anderen onderscheidt. Dus hoe meer identiteit, hoe groter het verschil met vreemde­lingen, migranten en mensen met een andere kleur, geloof en etniciteit. De grote vaderlanders waar onze straten naar genoemd zijn waren allemaal wit en als regel godvruchtige christenen.

Waarom is het benadrukken van die verschillen zo kwalijk? Omdat dat onvermijdelijk met zich mee brengt dat lieden die op macht uit zijn het volk op­hitsen tegen groepen en mensen die anders zijn: Moslims, Turken, Zi­geu­ners, Suri­namers, Antil­lianen, Marokkanen, Polen. Politici (bepaald niet alleen Wilders) maken het volk bang door erop te hame­ren dat allochtonen en vluchtelingen voor problemen zorgen, onaangepast zijn, geneigd tot crimineel gedrag en een ver­keerd geloof hebben. Want lieden die op macht uit zijn moeten het hebben van een bang volk dat zich achter leiders schaart die roepen minder­heden en zondebokken keihard aan te zullen pakken.

Het beschaafd nationalisme van Asscher en de zijnen, om maar te zwijgen van dat van Monasch, maakt niet alleen de haat tegen mi­granten, vreem­delingen en vluchtelingen normaal, waar de PvdA dan steeds meer in mee moet gaan om niet door de PVV en de VVD weggevaagd te worden, maar maakt ook dat de politiek (1) voor alles wat er fout gaat de schuld kan leg­gen bij vreemdelingen en vluchtelingen, (2) de verdeeldheid tussen autochtone en allochtone bevolkings­groepen kan aanwakkeren om een gemeenschappelijk front tegen het neoliberale beleid te verhin­deren en (3) een extreem veiligheidsbeleid door te voeren waarmee het laatste beetje oppositie kan worden gecriminaliseerd en de kop ingedrukt.

Kortom: beschaafd nationalisme leidt tot onbeschaafd nationalisme. Wie dat niet ziet en zich laat opzetten tegen al­lochtonen en migranten begrijpt niet dat hij daarmee een politieke elite aan de macht helpt die geen andere bedoeling heeft dan ook hem uit te buiten en van zijn vrijheid te beroven.

Ontgroening: legitimering van sadisme

Het Stanford Prisoners Experiment, waarbij een groep studenten een andere groep studenten als gevangenen mag behandelen, wordt uitgebreid beschreven in “Het lucifer effect, hoe gewone mensen zich laten verleiden tot het kwaad” van Philip Zimbardo. Het experiment dateert uit 1971 en werd na zes dagen stopgezet omdat het uit de hand liep: de studenten die voor cipier moesten spelen begonnen zich steeds meer te misdragen.

In hetzelfde boek gaat Zimbardo ook in op de mishandelingen waaraan Amerikaanse militairen zich te buiten gaan in de Abu Ghraib gevangenis. Volgens Zimbardo een min of meer identieke situatie.

Veel commentatoren hebben, zoals gebruikelijk in kranten en op  TV,  de klok horen luiden maar weten niet waar de klepel hangt. Zo ook wat betreft het Stanford experiment waar de laatste tijd naar verwezen naar aanleiding van excessen die plaatsvinden onder studenten uit de betere milieus, in het bijzonder tijdens de ontgroening. “Dachautje spelen” e.d.

Inderdaad, de beschrijving van het Stanford experiment door Zimbardo doet sterk denken aan het ontgroeningsritueel. Maar anders dan de subtitel van het boek suggereert en anders dan de eerder genoemde commentatoren schrijven, zijn het niet gewone mensen die zich tot het kwaad laten verleiden maar gaat het, zoals gewoonlijk, om een handjevol psychopaten.

In het Stanford experiment zijn het een paar studenten die duidelijk genieten van de macht die zij over de “gevangenen” hebben. Maar niet alleen over de “gevangenen”, ook over de andere studenten die voor cipier moeten spelen maar daar niet van genieten en proberen zich aan de sadis­tische spelletjes te onttrekken.

De vraag die door Zimbardo opgeworpen wordt is of je de schuld voor excessen niet in de eerste plaats moet leggen bij autoriteiten die situaties creëren waarvan zij kunnen weten dat die bij sommige mensen de lust oproepen om te pesten, te martelen en te doden én de lust om mensen die daar een afkeer van hebben ertoe aan te zetten om daar aan mee te doen.

Voor de excessen in de Abu Ghraib gevangenis werden eenvoudige militairen gestraft. Niet Donald Rumsfeld en niet de hoge legerleiding. En voor de excessen tijdens de ontgroening worden, als er al gestraft wordt, niet de bestuursleden van de corpora, laat staan de bestuurders van de universiteit gestraft. Terwijl zij allemaal kunnen weten dat als je psychopaten een zweep geeft, ze daarin een aansporing zien er mee te slaan en hun laffe omgeving ertoe aan zetten om daar dan aan mee te doen.

Wat zo huiveringwekkend is aan het Stanford experiment is dat het laat zien hoe makkelijk een handjevol mensen dat geniet van macht en van treiteren het in een groep voor het zeggen krijgt. Zoals dat het geval is bij een willekeurig samengestelde groep zoals in het Stanford experiment is dat ook het geval in politieke partijen, universiteitsbesturen en bedrijven. Dat verklaart wellicht waarom er niet hard dat tegen dat ontgroenen wordt opgetreden: heimelijk begrijpen de meeste politici, bestuurders en managers kennelijk hoe fijn het is macht te hebben en genieten de meeste ook van zulk getreiter.