Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Een geschiedenis van terrorisme tegen Cuba

Wat maar weinig Nederlanders weten is hoe slecht wij geïnformeerd worden over Cuba. Veel boeken die in Cuba worden gedrukt en uitgegeven zijn hier onbekend en ook niet te krijgen. Ook niet in het Spaans. Veel Spaanstalige boeken over Cuba zijn niet vertaald in het Engels, laat staan in het Neder­lands. Van de Canadese journalist Keith Bolender is “Objetivo: voltear a Cuba, una historia del terro­rismo contra el gobierno de Fidel Castro” met een inleiding van Noam Chomsky.

“Voltear” laat zich in deze titel vertalen door “omver werpen”. Het geeft een overzicht van een groot aantal terreur daden die vanuit de VS, met steun van de VS en in veel gevallen ook op touw gezet door de regering van de VS zijn uitgevoerd in Cuba om een eind te maken aan de onafhankelijkheid die Cuba in 1959 op de VS hebben weten te veroveren.

Wat nauwelijks bekend is in het Westen is dat Cuba zich in 1959 niet alleen bevrijd heeft van dictator Battista, maar ook en vooral van het verkapte kolonialisme van de VS waardoor Battista aan de macht kon komen en blijven. Toen Cuba zich eind 19e eeuw dreigde te bevrijden van de Spaanse kolonisator besloten de VS Cuba te komen helpen om Cuba zelf in te kunnen pikken.

Keith Bolender laat zien dat de VS altijd al vonden dat Cuba bij de VS hoorde. Dat schreef bijvoorbeeld John Quincy Adams al in 1823. Zo dicht voor de kust konden de VS geen onafhankelijk Cuba accepteren en ook kon vanuit Cuba het Caribisch gebied bewaakt worden. In 1901 werden de Cubanen gedwongen akkoord te gaan met onder toezicht stelling door VS volgens het amendement van senator Platt.

Het amendement Platt hield ook in dat Cuba verplicht was grond af te staan aan de VS voor marine bases “op plaatsen welke daartoe in de toekomst zouden worden aangewezen”.  Daartoe werd onder meer de baai van de Guantánamo aangewezen, waar de Amerikanen heden ten dage gevange­nen martelen omdat dat niet op het grondgebied van de VS is toegestaan.

De houding die de VS volgens Bolender altijd ten aanzien van Cuba hebben aangenomen is dat Cuba helemaal niet in staat is om zichzelf te besturen en dat het daarom ook voor Cuba beter is dat Cuba óf bij de VS zou worden ingelijfd óf onder toezicht van de VS zou blijven.

De geslaagde Cubaanse revolutie in 1959 konden de VS in meerdere opzichten niet accepteren, aldus Bolender. De VS stonden internationaal voor schut omdat ze er door een “bebaarde snotneus” (in de woorden van sena­tor Mendel  Rivera) uit waren gegooid. Senator Barry Golwater vond dat de VS het niet over hun kant konden laten gaan en riep op tot militaire actie.

De VS meenden ook dat hun veiligheid werd bedreigd door het nietige staatje vlak voor de kust en dat het onacceptabel was dat Cuba de enorme Amerikaanse bezittingen in Cuba confisqueerde. Daar kwam natuurlijk bij de vrees dat andere staten in Midden- en Zuid Amerika een voorbeeld aan Cuba zouden nemen.

Om het Castro regime geen kans te geven werden prompt economische maatregelen genomen: de invoer van rietsuiker uit Cuba en de leverantie van olie aan Cuba werd stopgezet. Volgens Richard Nixon (1962) moest “deze kanker uitgeroeid worden uit onze halfrond”. De houding van de VS dreef de Cubanen in de armen van de Sovjet-Unie.

In april 1961 vond de invasie plaats in de Varkensbaai. Uitgevoerd door ruim 1500 door de CIA ge­trainde Cubaanse ballingen en Amerikaans vliegtuigen en schepen. De Amerikanen hadden op de steun van de Cubaanse bevolking gerekend, maar die koos de kant van Castro. De invasie werd een fiasco, waarop de Amerikanen (onder Kennedy) besloten in plaats van openlijke militaire actie over te gaan op sabotage en terreur. Die zouden ertoe moeten leiden dat de bevolking zich van Castro zou ont­doen om daar niet meer bang voor te hoeven zijn.

Richard Helms, ex directeur van de CIA bevestigde in 1978 dat de strategie van de VS erop gericht was elektrische installaties op Cuba in de lucht te laten vliegen en rietsuikerfabrieken te ruïneren. In 1960 hadden de VS al een schip (La Coubre) met munitie in de haven van Havana laten ontploffen waardoor ca. 200 mensen omkwamen.

In het kader van de door de CIA opgezette ‘operatie peter pan’ werd kort na de castristische machts­overname, met behulp van de katholieke kerk, Cubaanse ouders wijs gemaakt dat de revolu­tionaire regering de ouderlijke macht naar zich toe zou trekken van alle Cubaanse kinderen vanaf 6 jaar en dat wie dat wilde voorkomen zijn kinderen kon toevertrouwen aan een organi­satie die ze tijdelijk in de VS zou onderbrengen bij pleegouders. Ruim 14.000 kinderen werden naar Miami over­gevlogen en een groot deel zou hun ouders nooit meer terugzien.

In het begin van de 70-er jaren liet de CIA een virus Cuba binnensmokkelen waardoor onder varkens een epidemie uitbrak, waardoor een miljoen varkens verloren ging. In 1984 verklaarde Eduardo Arocena, een Amerikaans piloot van Cubaanse origine, dat hij ziektekiemen naar Cuba had gebracht. Honderden Cubanen overleden aan de ziekte die daardoor uitbrak.

In 1976 lieten de naar Venezuela uitgeweken Cubanen Luis Posado Carriles en Orlanda Bosch een Cu­baans vlieg­tuig ontploffen waardoor 73 passagiers en bemanningsleden omkwamen. Uit door de CIA vrijgegeven documenten blijkt dat Posada en Bosch in de 60-er jaren door de CIA geworven werden en opgeleid voor sabotagewerk,  ook in het kader van de Operatie Condor die tot doel had Pinochet in Chili aan de macht te brengen en naderhand voor hulp aan de contra’s in de strijd tegen het Sandinistische regime in Nicaraqua.

In 1992 en 1997 werden bommen geplaatst in Havana en Varadero en tot ontploffing gebracht in ho­tels, restaurants en dis­cotheken om het toerisme te ontmoedigen. Toeristen werden door Alpha 66, een terroristische organisatie, gewaarschuwd dat zij het doelwit zouden zijn van aanslagen. Achter de aanslagen zat de eerder genoemde Posada, sinds 1990 woonachtig in de VS waar hem door toenmalig president Bush en diens zoon Jeb Bush, gouverneur van de staat Florida, asiel was verleend en kwijtschelding van straf die hem was opgelegd voor een bomaanslag in 1968 op een Pools schip in Miami dat Cuba als bestemming had.

De door vanuit de VS geëntameerde sabotage acties vormden een voortdurende bedreiging voor Cuba, dat ook al economisch zwaar getroffen werd door de boycot die zich aanvankelijk beperkte tot de import van en export naar de VS, maar al spoedig door VS aan vrijwel de hele wereld opgelegd werd en waar de EU aan meedeed.

Dat de Cubaanse regering er ondanks de Amerikaanse agressie en terreur en de door de VS opgelegde economische boycot in geslaagd is de bevolking te behoeden voor hongersnood, de gezondheidszorg en onderwijs voor iedereen te garanderen en ook nog eens de middelen vond vrijheidsstrijders in Zuid-Afrika, Angola, Zuid-Sahara te hulp te komen kan moeilijk anders gezien worden dan een bewijs van de doeltreffendheid van het regime. Geweld, armoede en mensenrechtschendingen, op een schaal waarop die in de VS zelf en in Midden-Amerikaanse landen waar de VS de dienst uitmaken, komen in Cuba niet voor.

Reacties zijn gesloten.